Niet langer een slaaf, maar thuis bij de Vader als een geliefde zoon
Het verhaal van de verloren zoon was mijn verhaal
De eerste zes maanden in Nederland woonden mijn vrouw Sara en ik in een asielzoekerscentrum in het noorden van het land en daarna verhuisden we naar de kust. We dachten dat alles anders zou worden nu we weg waren uit Iran, maar helaas werd onze situatie nog slechter. Ons leven veranderde helemaal niet, want onze persoonlijke problemen zaten diep in onszelf verborgen en waren gewoon met ons meegekomen naar Nederland. Onze moeilijkheden had meer met onszelf te maken dan met onze omgeving. We leefden in een schijnwereld van leugen en bedrog en waren op de verkeerde weg, maar dat zagen we toen nog niet.
Op een avond ging ik met mijn Iraanse buurman mee. Hij bracht me naar het kantoor van de pastor van de kerk. Er waren een paar Iraniërs gekomen en de pastor begon een stukje uit de Bijbel te lezen. Het was het verhaal van de verloren zoon uit Lukas 15. Terwijl de pastor sprak, begon God in mijn gedachten te werken. Het verhaal van de verloren zoon was mijn verhaal. Ik had een moeilijk leven achter de rug. Net als de verloren zoon was ik op plekken geweest waar ik niet had moeten komen. Als een film zag ik nu mijn leven voor me. De verloren zoon had tegen zijn vader gezegd: “Geef mij mijn erfenis, ik ga mijn eigen weg.” Uiteindelijk moest hij bij de varkens slapen.
Leugen en bedrog
Dat was mij ook overkomen. Ik was altijd de lievelingszoon geweest van mijn ouders. Mijn vier broers zagen dat ook en zeiden wel eens tegen onze ouders: “Jullie houden meer van Amir dan van de andere kinderen.” Ze waren jaloers op mij. Maar ik was helemaal niet zo’n goede zoon. Toen ik op de universiteit zat, werd ik betrapt bij het smokkelen van drugs. Dat leverde me een celstraf op van zeven jaar. Mijn vader kwam me in de gevangenis bezoeken. Hij had altijd verwacht dat ik een hoge positie zou krijgen en nu zag hij me in de cel. De varkensstal waar de pastor over vertelde, deed me denken aan die gevangenis. ‘s Nachts sliep ik in de cel, overdag moest ik hard werken. Bewakers snauwden me dan toe: “Doorwerken, het is hier niet de universiteit!” Ik werkte te midden van allerlei criminelen en dit was niet de plek waar ik thuishoorde. Mijn vader stond al die tijd achter me en hielp me om uit de gevangenis te komen. Door zijn actie kwam ik vervroegd vrij. Maar ook al was ik uit de gevangenis gekomen, ik bleef vastzitten in een wereld van leugen en bedrog: mijn eigen wereldje, waarin ik verkeerde dingen bleef doen.
Amir – dacht ik, jij gelooft wel in God, maar je leeft niet met God.
Ik moest terug naar huis, naar God
De verloren zoon in het verhaal kwam tot inkeer. Hij nam zich voor: ik heb de verkeerde weg gekozen, maar nu ga ik terug naar huis. Aan de afloop van het verhaal te zien, was de verloren zoon ook het lievelingetje van zijn vader, net als ik. Ik kon me zo goed met deze zoon identificeren. Maar het was nog nooit bij me opgekomen om terug naar huis te gaan. Natuurlijk had ik in de gevangenis vaak gedacht: was ik maar vrij. Maar toen ik weer naar huis mocht, was ik thuisgekomen met mijn lichaam en niet met mijn hart. Ik leefde als de lievelingszoon van mijn vader, maar toch bleef ik verkeerde keuzes maken. Amir – dacht ik, jij gelooft wel in God, maar je leeft niet met God. Jij bent helemaal niet thuis bij God. Ik wist niet wat ik moest doen. Er ging van alles door me heen: mijn verleden, de gevangenis, mijn eigen vader, God de Vader – het was gewoon mijn verhaal en ik begreep: ik ben die verloren zoon! Ik had altijd gedacht dat ik een lieve zoon was, die wel eens stomme dingen deed. Nu zag ik in dat ik verloren was. Het was een openbaring. Ik kon alleen nog maar aan God denken. Ik moest terug naar huis, naar God, met al die dingen die verkeerd waren in mijn leven.
Ismaël, zoon van een slavin
Enthousiast vertelde ik Sara wat ik had meegemaakt: “Ik heb mijn levensverhaal gehoord van die pastor in de kerk!” Die avond had ik iets geproefd van het levende woord van God. Ik had honger gekregen en wilde volgende week weer naar de kerk. Iedere week ontdekte ik nieuwe waarheden in het woord van God. In de islam is het bijvoorbeeld soms toegestaan om te liegen. Maar in de Bijbel las ik: laat je ja ja zijn en je nee nee. De islam kent vele heiligen, maar de Bijbel vertelt dat iedereen gezondigd heeft, zelfs de heiligen. Mij was geleerd: als je de sharia houdt, dan komt het goed; maar niemand kan de sharia houden. Ik probeerde het al dertig jaar en toch werd ik niet vrij. De Bijbel was waar! Het enige waar ik moeite mee bleef houden, was de gedachte dat God onze Vader is. Jezus vond ik fantastisch, mijn hart was helemaal klaar voor hem. Maar ik vond het heel moeilijk om God als een vader te zien. Op een avond hoorde ik het verhaal van Ismaël die werd afgewezen door zijn vader Abraham. Hij was de zoon en erfgenaam van Abraham, maar toen hij door Abraham werd weggestuurd, raakte hij alles kwijt en werd hij de zoon van een slavin. Door dit verhaal zag ik in dat je in de islam geen zoon van God bent, maar een slaaf van God. Maar toen de pastor me vroeg: “Amir, wil je je hart opendoen voor God de Vader?”, zei ik dat ik dat zelf niet kon. Dat was te moeilijk voor mij. Voordat ik naar huis ging, vroeg de pastor of hij voor me mocht bidden en hij bad de zegen van God de Vader over me uit.
God nam de blokkade weg, zodat ik van hem kon gaan houden als van een Vader.
‘God! Vader!’
Het was een kwartiertje fietsen van de kerk naar het asielzoekerscentrum waar wij woonden. Onderweg voelde ik dat er binnen in mij iets was wat eruit moest: een diepe schreeuw naar God. Het gevoel werd zo sterk, dat ik het niet meer in kon houden, dus ik stapte van mijn fiets en schreeuwde: “God! Vader!” Dat moment heb ik als een verlossing van mijn hart ervaren. God nam de blokkade weg, zodat ik van hem kon gaan houden als van een Vader.
In mei 2001 werden Sara en ik samen gedoopt. Bij het dopen ontving ik de geest van zoonschap. Nog niet eerder was het zo tot me doorgedrongen dat ik een zoon van God ben. We stonden op het podium en de pastor vroeg: “Wil je iets zeggen?” Ik voelde zoveel liefde, dat ik alleen maar kon huilen. God de Vader verwelkomde mij. Ik kwam thuis. Dit was het feest waar Lukas over schrijft. Ik was niet langer een slaaf, maar kwam thuis bij de Vader als een geliefde zoon.