Meest gestelde vragen over het geloof
Maak zelf kennis met de inhoud van het christelijk geloof. Bekijk de infofilmpjes en lees vraag-en-antwoord over wat christenen geloven.
Is de Bijbel vervalst?
Inderdaad is de bijbel een bundeling van boeken, 66 in totaal. Het woord ‘bijbel’ komt van het Griekse biblia, dat boeken betekent. Wat christenen het oude testament noemen is feitelijk het heilige boek van de joden. Het nieuwe testament was er nog niet toen Jezus optrad. Hij sprak van ‘de wet van Mozes en de profeten en de psalmen’ (Lucas 24:44); dat waren de Schriften die hij kende. Het nieuwe testament ontstond binnen 100 jaar na Christus. Oude en nieuwe testament vormen samen de bijbel. Het nieuwe testament begint onmiddellijk met het verhaal van Jezus. Jezus trad op in de joodse wereld, was een joods jongetje en werd later een joodse rabbi. Dus de joodse context is sterk aanwezig. Tegelijk maakt het nieuwe testament duidelijk dat hij meer is dan een joods jongetje of een rabbi of een profeet. Hij is de langverwachte Messias waarvan de profeten in het oude testament al spraken. Christenen geloven, anders dan de joden, dat de profetieën van het oude testament in Hem vervuld zijn.
Het nieuwe testament begint met de evangeliën van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes, vier boeken die het verhaal van Jezus vertellen. Ieder geeft weer wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Tegelijk gaat het om het ene evangelie, de boodschap van Jezus Christus. Het Griekse woord evangelie betekent letterlijk ‘goed nieuws’. Het gaat dus in de bijbel om het goede nieuws van Jezus Christus dat de wereld ingaat. Soms is het woord een synoniem voor ‘de bijbel’, in het Arabisch bekend als indjiel. Want niet alleen de evangeliën vertellen het goede nieuws van Jezus Christus, maar ook de andere geschriften van het nieuwe testament zoals Handelingen, de brieven (de meeste van Paulus) en Openbaring.
Als God spreekt maakt hij gebruik van mensen met hun menselijke mogelijkheden. In 1 Petrus 1:21 staat: ‘Mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.’ Vandaar dat in de bijbel de menselijke kant zichtbaar is. Het gaat inderdaad om geschiedkundige boeken, verslagen, brieven, etc. Maar tegelijk komt God hierin als de Sprekende tot ons en zeggen we dat de bijbel Zijn Woord is. Het boek is honderd procent Gods Woord en honderd procent mensenwoord. Wie dat wil ontdekken moet zich daarvoor open stellen met een gebed in het hart of God door Zijn Geest zelf tot hem of haar wil spreken.
Wie de geschiedenis van het ontstaan van de bijbel bestudeert, ontdekt dat de bijbel betrouwbaar is overgeleverd. Oude manuscripten bevestigen de echtheid van de bijbel. Ook al zijn er veel manuscripten met kleine tekstkritische variaties, nergens gaat het om inhoudelijke tegenstrijdigheden die de integriteit van het overgeleverde aantasten.
Wie beweert dat joden en christenen zelf hun geschriften vervalst hebben, zegt daarmee dat God zelf niet bij machte zou zijn Zijn Woord te bewaren. Jezus zei: ‘Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet (= de schrift) één tittel (= klein letterteken) zou vallen’ (Lucas 16:17).
Hoe is het leven als christen anders dan het leven als moslim?
Kenmerkend voor het christelijke geloof is de vrijheid. Dat wil niet zeggen dat je er maar op raak kunt leven en ongebonden bent. Christen-zijn is een relatie hebben met de Heer Jezus Christus. Het leven van een christen wordt door Hem bepaald en ingericht. En juist door de band met Hem is er ware vrijheid. Wie denkt vrij te zijn als hij van alles en nog wat mag doen, zal ontdekken dat hij verstrikt raakt in een web van zonde. De satan kan boeien in twee opzichten. Je kunt het boeiend en aantrekkelijk vinden wat hij je voorhoudt. Maar uiteindelijk zal hij je boeien, je ketenen, zodat je geen kant meer uit kunt. Als je alcohol ‘zuipt’ met de gedachte dat je immers vrij bent en dat alles moet kunnen, zul je merken dat er een omslag komt: niet jij beheerst nog de drank, maar de drank is jou gaan beheersen.
Er zijn de tien leefregels (geboden) die God aan Mozes en het volk Israël gaf. En er zijn de leefregels die Jezus in de zogenaamde Bergrede aan zijn discipelen gaf. Ook Paulus heeft regels gegeven voor het christelijke leven. Zij functioneren pas goed in de relatie met Jezus Christus.
God gaf op de berg Sinaï aan Mozes en zijn volk de volgende leefregels, voorafgegaan door de woorden: Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Ze staan in hoofdstuk 20 van het boek Exodus en zijn hier ingekort weergegeven.
1. Vereer naast mij geen andere goden.
2. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij…
3. Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan.
4. Houd de sabbat in ere, het is een heilige dag. Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken…
5. Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal.
6. Pleeg geen moord.
7. Pleeg geen overspel.
8. Steel niet.
9. Leg over een ander geen vals getuigenis af.
10. Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.
De bergrede vinden we o.a. in het evangelie naar Matteüs hoofdstuk 5 tot 7. In het eerste vers lezen we dat Jezus de berg opging en ging zitten om zijn discipelen te leren. Hij vraagt hen om ‘een extra mijl te gaan’: als iemand je dwingt om één kilometer op te trekken, loop dan twee kilometer met hem mee. Doe ‘meer dan het gewone’. Jezus zei de bekende woorden: ‘U hebt gehoord dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar ik zeg u: verzet u niet tegen wie u kwaad doet. Als iemand u op de rechterwang slaat, draai hem dan ook de linkerwang toe.’ In de bergrede staat ook het gebed dat Jezus zijn discipelen leerde: het Onze Vader. Het zijn verrassende, radicale woorden die in veel opzichten de wereld op de kop zetten. Jezus prijst hen gelukkig die verdriet hebben, want God zal hen troosten. Gelukkig (of zalig) zij die vervolgd worden omdat ze Gods wil doen: voor hen is het hemelse koninkrijk. Aan het slot vertelt Jezus een gelijkenis: wie de woorden van Jezus hoort en ze doet zal lijken op een man die zijn huis op een rots bouwde. Als je zijn woorden niet doet, bouw je op zand.
Het koninkrijk van God (of het koninkrijk der hemelen) is een centraal thema in het leven en het onderwijs van Jezus. Hij zegt (Lucas 4:43): ‘Ik moet het koninkrijk van God ook in andere steden bekendmaken, want daarvoor heeft God mij gezonden.’ Bij het koninkrijk van God moeten we dus niet allereerst denken aan een gebied waarover Hij regeert, maar aan zijn heerschappij over mensen.
In de Psalmen en profetische boeken van het oude testament lezen we voortdurend over het koningschap van God. ‘De HEER is koning tot in eeuwigheid’, zegt de psalmdichter. Dit koningschap heeft voor christenen gestalte gekregen in Jezus, de langverwachte Messias (in het Grieks Christus = Gezalfde) van wie de profeten in het oude testament hebben gesproken. In Hem is het koninkrijk van God dichtbij gekomen. Jezus verkondigt dus niet alleen de komst van Gods rijk, maar belichaamt het met heel zijn optreden: in zijn genezingen, in de wonderen, in de uitwerping van demonen, in zijn macht over dood en satan. De wonderen die Jezus deed, zijn een teken van de doorbraak van dit rijk. De satan ìs door Hem beslissend verslagen.De koningsheerschappij van Jezus wordt beleefd in zijn gemeente; Hij is het Hoofd van de Kerk. Zijn heerschappij is niet alleen over de kerk, maar ook over heel de schepping. Hij zei tot zijn discipelen: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’ (Mat. 28:18). In de wereld is dit koninkrijk van vrede en goedheid nog verborgen. Straks wordt het zichtbaar voor allen.
Erfzonde: zijn christenen niet te pessimistisch over de mens? Hoe kun je zonde erven?
Als christenen zich gedragen als zelfverzekerde mensen die zelfvoldaan het oordeel tegemoet zien en als het ware op hun lauweren kunnen rusten, dan zit het grondig mis. Want verlost zijn leidt – als het goed is – niet tot passiviteit of hoogmoed. Wie Gods verlossing en genade ervaart zal zich ervoor inzetten om behalve God ook zijn naaste lief te hebben. Wie uit genade leeft zal zich ook niet beter voelen dan anderen en op hen neerkijken, maar juist bewogen zijn met het lot van anderen. Genade maakt nederig en mild.
Wie zegt dat hij of zij een kind van God is, zegt dat niet omdat hij dat verdient of er recht op heeft, maar op basis van het offer van Jezus Christus. En God is trouw aan wat Hij beloofd heeft. Op Hem kunnen we aan. Hij zal op de Laatste Dag niet ineens anders zijn dan Hij zich in het verleden heeft doen kennen. ‘Hij die u roept, is trouw. Hij houdt zijn woord.’ (1 Tessalonicenzen 5:24). ‘God, die ons die beloften deed, is betrouwbaar.’ (Hebreeën 10:23).
Is het christelijk geloof een westerse godsdienst?
Mag je als moslim omgaan met joden en christenen?
Is het christelijk geloof makkelijk?
Goede daden doen, want een geloof zonder goede daden is nutteloos. De bijbel zegt (Jakobus 2:22): U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof vervolmaakt wordt door daden. Die daden zijn dus heel belangrijk, maar ze zijn niet de basis voor de vergeving van zonden. Met de woorden van de bijbel: ‘Christenen worden niet gerechtvaardigd door goede werken, maar uit genade, door het geloof.’ Christenen ‘moeten’ volgens de bijbel in principe niets. Dat lijkt vreemd, maar is te begrijpen als je weet welke plaats Jezus Christus in hun leven heeft. Jezus heeft alles voor hen gedaan. Zijn naam betekent ‘God redt’. De evangelist Matteüs schrijft: ‘Want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’ Zijn redding leidt als het goed is niet tot luiheid, maar tot dankbaarheid. En vanuit die dankbaarheid zullen christenen proberen Jezus te volgen en het goede te doen zoals Hij deed. Jezus vatte dat samen met de woorden: Heb God lief boven alles en de naaste als jezelf (Matteüs 22:38-39). Ook zei Hij: Wat jij wilt dat de mensen jou doen, doe dat een ander (Matteüs 7:12). Christenen zijn actief met hun geloof bezig en hebben het verlangen het goede te doen uit liefde tot Jezus.
Voor christenen zijn dat uiterst belangrijke zaken. Wie bijvoorbeeld niet bidt zal zijn geloof verliezen. Jezus wees zelf op het belang ervan (Matteüs 6). Ook wees hij op het gevaar zoiets te gaan doen als een vertoning, om anderen te laten zien hoe goed je wel bent. Dan heb je geen loon bij God, de hemelse Vader, zei hij. Wie bidt om anderen te laten zien hoe vroom hij is of voor zich uit laat bazuinen dat hij aalmoezen geeft, heeft zijn loon al. ‘Trek je maar in je huis terug en sluit de deur om te bidden’ en geef zo ‘dat je linkerhand niet weet wat je rechterhand doet’.
Christenen kennen het bidden, geven en vasten. Zij zien ze echter niet als plichten maar als een uitwerking van het geloof in God en tegelijk als een versterking van het geloof. De manier waarop christenen in hun leven vorm geven aan bidden, geven en vasten, verschilt sterk. Er zijn geen voorschriften hoe vaak je moet bidden, hoeveel je moet geven, op welke manier je moet vasten, enzovoort.
Zoals bij de vorige vraag opgemerkt is er geen vast voorschrift. Voor christenen is de vorm niet zo belangrijk. Christenen verschillen onderling in de manier waarop ze bidden. Men kan knielend bidden, maar ook zittend of staand. Velen bidden met gesloten ogen en gevouwen handen om zich goed te concentreren. Paus Nicolaas 1, de Grote (858-867), verklaarde het vouwen van handen als een teken dat de christenen zich als knechten en ‘gebondenen van de Heer’ moesten beschouwen.
In het bidden wordt de omgang van God met ons en van ons met Hem beleefd. Het gaat om een vertrouwelijk spreken met God, om het eren en aanbidden van Hem, of om het vragen om hulp bij bepaalde noden. In het bidden is er ook plaats voor het belijden van zonde en voorbede.
Christenen kennen vrije gebeden, in eigen woorden, en formuliergebeden, vaststaande teksten die herhaaldelijk gebruikt worden. Daarbij worden vaak de woorden van de bijbel gebruikt, bijvoorbeeld uit de psalmen. Of men bidt met de woorden uit gebedenboeken. Ook zijn veel liederen die christenen zingen tegelijk gebeden.
Als christenen bidden doen ze dat gewoonlijk in hun eigen taal, dus niet in het Hebreeuws, Aramees of Grieks, de oorspronkelijke talen van de bijbel.
Nee. Christenen bidden vaker dan één keer per week, ook al is dat niet op vaststaande tijden zoals bij moslims. Er zijn er die ’s morgens of ’s avonds ‘stille tijd’ nemen. Dat wil zeggen dat ze tijd nemen om stil te zijn voor God, om naar zijn stem te luisteren, bijvoorbeeld door zijn Woord te lezen, door te bidden en te mediteren. In de kloosters en in sommige protestantse kringen kent men ook gezamenlijke morgen- en avondgebeden. Als christenen een maaltijd beginnen, bidden zij om een zegen. Na de maaltijd wordt er vaak gebeden om God te danken, maar ook om te bidden voor bepaalde noden. ’s Zondags komen christenen bij elkaar om te luisteren naar een preek en samen te bidden en te zingen. Veel psalmen en liederen zijn gezongen gebeden. Christenen zijn mensen van gebed.
Oosters orthodoxe christenen en Rooms-katholieke christenen kennen veel vastendagen. Rooms-katholieken hebben hun vastentijd in de veertig dagen voor Pasen. Evenzo de Grieks-katholieken die bovendien nog een veertigdaagse vasten vóór Kerst kennen. De Koptische Kerk kent een uitgebreide vastentraditie gedurende meer dan 250 dagen per jaar. In het protestantisme is de waarde ervan sterk afgenomen uit reactie op praktijken in de Rooms-katholieke kerk waar zij het niet mee eens waren. Wel is er een herwaardering gekomen voor het vasten in protestantse kerken en evangelische gemeenten. De bijbel kent veel voorbeelden van vasten. Mozes, David, Elia, Daniël en ook Jezus hebben gevast. De combinatie van vasten en bidden komt een aantal malen voor in de bijbel. In Jesaja 58 staat indringend wat het ‘ware vasten’ in een context van ruzie en onrecht inhoudt. Het zich ontzeggen van voedsel heeft dan voor God geen waarde. Hij zegt tot zijn volk: Is dit niet het vasten dat ik verkies: misdadige ketenen losmaken, de banden van het juk ontbinden, de verdrukten bevrijden, en ieder juk breken? Is het niet: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen? Er zijn allerlei manieren waarop christenen kunnen vasten. Men kan compleet vasten, d.w.z. zich alles ontzeggen voor een periode, maar ook vasten door geen vlees te eten of zich allerlei luxe artikelen te ontzeggen. Christenen gaan er dus verschillend mee om. Er is geen duidelijk bijbels voorschrift, maar vasten is van waarde en christenen kiezen een vorm die bij hen past.
Nee. Alles is geoorloofd. Er is geen verbod op het eten van varkensvlees. Het is niet nodig ritueel geslacht vlees te kopen. Er zijn geen regels over wat haraam en wat halaal is. Zulke regels waren er wel voor het joodse volk. In het eerste deel van de bijbel, waar het gaat om de tijd voor de komst van Jezus Christus, vind je allerlei voedselvoorschriften. Toen na Christus de kerk ontstond, was het een discussiepunt of de niet-joodse christenen zich aan de joodse spijswetten moesten houden. Basisregel was dat men in principe vrij is, maar daarbij anderen geen aanstoot mag geven. Paulus schrijft: ‘Als ik dus door vlees te eten mijn broeder of zuster ten val breng, wil ik het nooit ofte nimmer meer eten; dan breng ik hen niet ten val.’ (1 Korintiërs 8:13).
Er is geen probleem als iemand van een glas wijn geniet en God er voor kan danken. Wel als iemand teveel sterke drank drinkt. Een christen ziet zijn lichaam als een tempel van de Heilige Geest. Daar dient hij goed mee om te gaan. Wie verslaafd raakt aan drank gaat er niet goed mee om. Het probleem zit niet in het eten en drinken op zich, maar in de manier van omgaan ermee. Iemand kan zich aan godsdienstige spijswetten houden maar ondertussen bijvoorbeeld te veel eten. De vraag waar het om draait is of wij God eren met ons lichaam. Jezus zei: niet wat de mond ingaat maakt de mens onrein, maar wat de mond uitgaat.
Er is hier geen voorschrift over. Maar het geloof in God die dagelijks voor ons zorgt, maakt ons vrijgevig als het goed is. Door het geloof in Hem gaan we ook omzien naar mensen die het minder goed hebben. Ver weg en dichtbij.
De bijbel vertelt over een arme weduwe die twee muntjes in de offerkist werpt. In Gods ogen heeft zij meer gegeven dan de rijken. ‘De rijken hebben iets van hun overvloed geofferd, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze nodig had voor haar levensonderhoud’ (Lucas 21:1-4). Dit verhaal stelt ons voor de kritische vraag wat wij geven.
Rijkdom op zich wordt in de bijbel niet veroordeeld. Timoteüs zegt (1 Tim. 6:17-18 en 9): ‘Hen die rijk zijn in deze wereld, moet je op het hart drukken niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet te stellen op zoiets onzekers als rijkdom, maar op God die ons alles rijkelijk te genieten geeft. Zeg hun wél te doen, rijk te worden door goede werken, vrijgevig te zijn en met anderen te delen. Wie rijk wil worden, komt in verleiding en raakt verstrikt in veel dwaze en schadelijke verlangens, die een mens in verderf en ondergang storten.’
Het gaat er om hoe je met je bezit omgaat. Zit je eraan vast of is het een zegen voor jezelf en kun je er ook anderen mee zegenen?
Eens moslim, voorgoed moslim?
Christenen hebben niet één belijdenis maar meerdere. Sommige zijn al zeer oud, bijna vanaf het ontstaan van de kerk. In belijdenisgeschriften wil de kerk kernachtig haar geloof uitspreken en zich ook weren tegen verkeerde, afwijkende opvattingen. De oudste belijdenissen zijn korte spreuken die vooral bij de doop uitgesproken werden.
Zoals: ‘Jezus is Heer’ (Filippenzen 2:11). Of zoals in 1 Timoteüs 3:16:
Ongetwijfeld is dit het grote mysterie van ons geloof:
Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam,
in het gelijk gesteld door de Geest,
is verschenen aan de engelen,
verkondigd onder de volken,
vond geloof in de wereld,
is opgenomen in majesteit.
Een bekende belijdenis die nog steeds in kerkdiensten wordt opgezegd is de zogenaamde Apostolische geloofsbelijdenis’.
Wat gebeurt er als jullie avondmaal houden?
Christen word je door je leven aan Jezus Christus te geven, Hem te erkennen als Heer en Redder in je leven. Dat is dus allereerst een persoonlijke zaak tussen God en jou. Het gaat om een vernieuwing van het hart en van het leven. Daarom spreekt Jezus van wedergeboorte, dat wil zeggen opnieuw geboren worden. ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ (Johannes 3:3). Christen-worden is eigenlijk ontdekken dat niet jij voor God kiest, maar dat God voor jou heeft gekozen. Je kunt je open stellen voor die ontdekking door de bijbel te lezen en eenvoudig in gebed aan God te vragen zich aan je te openbaren. Wie God zo leert kennen en de rijkdom van het leven met Hem ervaart, wil dat ook kenbaar maken. ‘Waar het hart vol van is, stroomt de mond van over’. Christen-zijn doe je niet in je eentje. Je beleeft je geloof samen met anderen. Daarom wordt iemand die christen wordt, opgenomen in de christengemeenschap, de kerk. Daar belijdt hij (of zij) zijn geloof en wordt gedoopt.
Wij dopen mensen omdat de Heer Jezus de doop heeft ingesteld. Het is het teken en de garantie dat iemand bij God en zijn verbond mag horen. Het water van de doop wijst op het bloed van Jezus Christus (dat reinigt van zonden, een afwassing) en zijn dood aan het kruis (in het watergraf). Want het is daardoor dat een mens bij God mag horen. Bij de doop wordt, volgens het bevel van Jezus Zelf, gezegd: ‘Ik doop je in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest’. De doop smeedt een band tussen de drie-enige God en de mens. Vooraf wordt de volle naam, de doopnaam, van de dopeling genoemd.
In protestantse kerken worden behalve volwassenen die tot geloof zijn gekomen, ook de kinderen van de gelovigen gedoopt, meestal door een besprenkeling met water. Zoals een lam van een schaap het eigendom is van de boer, zo maken de kinderen met hun gelovige ouders deel uit van de kudde van ‘de Goede Herder’ – zoals de Heer Jezus zichzelf wel heeft genoemd. Als deze kinderen later tot persoonlijk geloof komen, doen zij in een speciale dienst belijdenis van hun geloof.
In Baptisten-, Evangelie- en Pinkstergemeenten wordt alleen de volwassendoop toegepast. Zij benadrukken dat het persoonlijk belijden van geloof vooraf dient te gaan aan de doop. Die gebeurt door een volledige onderdompeling in een waterbad.
Het avondmaal verwijst, evenals de doop, naar het offer van Jezus Christus. In de Protestantse kerken worden twee sacramenten, doop en avondmaal, bediend. Je wordt maar eenmaal gedoopt, als teken van het opgenomen zijn in Gods verbond, m.a.w. het mogen behoren bij God. Het avondmaal gebruik je telkens weer, om je geloof te versterken. Het is een gave van God aan zijn gemeente. Christus is als het ware de Gastheer en wij zijn gast aan zijn tafel. Het is van belang dat je, om aan het avondmaal deel te nemen, zelf gelooft en openbare geloofsbelijdenis hebt gedaan.
In het nieuwe testament lezen we dat christenen in plaats van het joodse Pascha het avondmaal vieren. Het werd door de Heer Jezus zelf ingesteld, vlak voor Hij stierf aan het kruis. Als herinnering aan Jezus’ zelfopoffering op Golgota krijgen de gelovigen een stukje brood, dat verwijst naar het lichaam van de Heer Jezus. Vervolgens een slokje wijn dat zijn bloed symboliseert. Christenen geloven dat Jezus zelf zich aanbiedt in de tekens van brood en wijn.
Verschillende godsdiensten, dezelfde boodschap?
In de bijbel is het oordeel geen optelsom van verkeerde en goede daden waarbij een weegschaal gebruikt wordt. De hemel is niet een beloning voor vromen en de hel een bestraffing voor slechte mensen. De hemel of het Paradijs is het mogen zijn bij de hemelse Vader. Daar is het goed. De hel is zo verschrikkelijk omdat de barmhartige God daar zelf niet is. Wie redding van zichzelf en van zijn goedheid verwacht, heeft God eigenlijk niet nodig. Die kan zichzelf redden. Maar wie de redding in geloof van God verwacht, ontdekt dat Hij altijd al met open armen heeft klaar gestaan. Bij Hem mag je komen zoals je bent. De oordeelsdag is voor hen die het van God verwachten geen dag van dreiging, maar een dag waarnaar zij uit kunnen zien, omdat het dan echt goed zal zijn. Het oordeel is gegeven aan Jezus Christus, de bemiddelaar. Hij heeft door zijn lijden en dood mensen verzoend met God, de twee partijen bij elkaar gebracht. Dat betekent het woord bemiddelaar, in het Grieks mesitès, iemand die in het midden, tussen de partijen in, staat. 1 Timoteüs 2:5. Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen. Hij treedt voor ons op en accepteert ons, niet op basis van onze vroomheid en goede werken, maar op basis van het werk dat Hij heeft volbracht.
Is er een oplossing voor angst?
Evenals joden en moslims geloven christenen dat de schepping een begin en een doel, een eindbestemming, heeft. De geschiedenis is lineair en geen eeuwig rondwentelend rad. God is de Schepper en Hij is ook degene die zal oordelen op de Laatste Dag. De bijbel zegt daar veel over, hoewel er geen precieze details over het hoe en wat worden gegeven. Vaak geeft de bijbel beeldrijk, in gelijkenissen, weer waar het om gaat, met de oproep om er in je leven rekening mee te houden. ‘Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt’. Ook vertelde Jezus de gelijkenis van de schapen en de bokken om duidelijk te maken hoe Hij zal oordelen. Hij wilde mensen daarmee aansporen barmhartig te zijn en op te komen voor de zwakken.
Christenen geloven dat God het oordeel in handen heeft gegeven van Jezus Christus. Voor wie op Hem vertrouwt is de Rechter ook de Redder. De bijbel toont aan dat het oordeel in diepe zin al heeft plaatsgevonden, namelijk toen Jezus Christus zijn leven gaf aan het kruishout. Daar en toen zijn de satan, de dood en de zonde overwonnen. Wie in geloof op Jezus ziet, is behouden en heeft eeuwig leven.
Christenen geloven in God, maar houding er terdege rekening mee dat er ook een tegenstander van God is, een satan (sjaitaan). Deze kan zich voordien als een engel van het licht (2 Korintiërs 11:14), dus bedrieglijk en gevaarlijk. De satan kan boeien, op twee manieren: boeiend en aantrekkelijk zijn, maar ook boeiend in de zin van je binden, in een valstrik lokken. Zijn doel is altijd om mensen van God en het geloof in Hem weg te trekken. Hij wordt ook wel duivel (iblies) genoemd, in het Grieks diabolos dat zoiets betekent als ‘dooreenwerper’. De satan probeert Gods mooie scheppingswerk te bederven, van Gods kosmos (letterlijk: ‘sieraad’) chaos te maken.
De bijbel spreekt behalve van een satan ook van demonen. Er is een zichtbare wereld en een onzichtbare met machten en krachten waar we rekening mee dienen te houden. Ook Jezus werd tegengewerkt door demonische machten en zelfs beproefd door de duivel. Maar de duivel en demonen moesten wijken voor zijn macht. Tenslotte heeft Hij, juist door zijn verzoenend lijden en sterven, de overwinning over hen behaald.